Tweede conceptwetsvoorstel beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR)

Door Charlotte van den Dungen
Laatste update: juli 2024

Minister Van Gennip heeft als een van haar laatste acties een nieuw conceptwetsvoorstel ingediend bij de Raad van State. De eerder bedachte ABC & C+ test heeft nu plaatsgemaakt voor de zogenoemde WZOP-toets. De Raad van State zal advies geven en daarna kan de wet nog gewijzigd worden of ter stemming worden gebracht in de Eerste en Tweede kamer. Het wetsvoorstel zal niet eerder ingaan dan 1 januari 2026. Voor nu is het vooral van belang dat de gedachtegang van het wetgever onveranderd is.

Van ABC naar WZOP-toets

De wetgever wil dat feiten en omstandigheden die zien op de persoon van de ondernemer (OPfactor / extern ondernemerschap) enkel gewogen kunnen worden als er twijfel of een balans is tussen indicatoren die enerzijds wijzen op werknemerschap (W-factor) en anderzijds op werken als zelfstandige (Z-factor, intern ondernemerschap). Zie onderaan deze blog een schematisch overzicht van de zogenaamde WZOP toets.

W-factoren: denk aan inbedding in de organisatie, instructies en controle , werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie, werk wordt zij-aan-zij verricht met werknemers.

Z-factoren: financiële risico’s en resultaten liggen bij de werkende, werkende is verantwoordelijk voor gereedschappen, specifieke opleiding/kennis/vaardigheden of ervaring, de werkende treedt zelfstandig naar buiten, korte duur opdracht/beperkt aantal uren per week.

OP- factoren: denk aan aantal opdrachtgevers, reputatie en acquisitie, administratie (KvK, BTW-plichtig)

De kritiek die is geuit over het eerste wetsvoorstel tijdens de internetconsultatie blijft dus ook in mijn optiek overeind. De toets geeft niet de gewenste duidelijkheid vooraf en zorgt ervoor dat er heel veel zzp constructies (onbedoeld) veranderen in een arbeidsovereenkomst. Het is namelijk in de praktijk niet goed mogelijk om een strikte scheiding te maken tussen in- en extern ondernemerschap of te wel tussen ondernemerschap binnen de relatie en de persoon van de ondernemer. Na de zomer weten we als het goed is ook de koers van het nieuwe kabinet. Wellicht heeft dat nog gevolgen voor dit wetsvoorstel.

Rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst laag uurtarief blijft

Last but not least, introduceert het wetsvoorstel ook nu een rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst vanaf een bepaald uurtarief (EUR 33 per 1 juli 2023, EUR 34,- per 1 januari 2024 en EUR 35,- per 1 juli 2024, welk bedrag telkens stijgt conform het stijgingspercentage van het minimumloon). Als het uurtarief dus lager ligt dan heeft de werker voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De opdrachtgever kan dan wel aan de hand van andere feiten en omstandigheden tegenbewijs leveren. Het is op grond van dit wetsvoorstel niet mogelijk dat een autoriteit zoals bijvoorbeeld de Belastingdienst een beroep kan doen op dit rechtsvermoeden.

Visie DT Advocaten

Als dit huidige voorstel wordt ingevoerd, mag een rechter dus alle feiten en omstandigheden blijven wegen, behalve dat voor de extern ondernemerschapsfactoren een drempel is opgeworpen. Die factoren mogen dan niet vol, maar slechts in tweede instantie, meegewogen worden. En daarmee wijkt de wetgever in mijn ogen wel degelijk af van de huidige stand van zaken. Immers volgt uit het Deliveroo arrest opnieuw heel duidelijk dat alle feiten en omstandigheden relevant zijn en gewogen moeten worden, zonder dat er vooraf een bepaalde standaardvolgorde is hoe deze elementen te wegen. In mijn optiek is dus geen sprake van slechts verduidelijking of codificering van de al bestaande juridische lijn, maar is sprake van een politieke keuze.

Een onderscheid tussen ondernemerschap binnen de arbeidsrelatie (zogenaamd intern ondernemerschap) en het ondernemerschap van de persoon (extern ondernemerschap) is in onze optiek gezocht en komt gekunsteld over. Onze indruk is dat als je ondernemers vraagt hoe zij hun ondernemingskeuzes maken in de praktijk dat dit onderscheid helemaal niet goed te maken is. Immers, is het goed denkbaar dat een ondernemer genoegen neemt met een lager uurtarief (en dus niet wezenlijk onderhandeld) bij de ene opdracht omdat bij een andere opdracht een hoger uurtarief is afgesproken. Daarmee is sprake van een onwenselijke politieke keuze. Deze wet heeft namelijk tot gevolg dat ook ware zzp’ers geherkwalificeerd kunnen worden als werknemer. Nu dit wetsvoorstel nog niet definitief is en de Raad van State nog moet adviseren is het afwachten. In elk geval zijn en blijven de antwoorden van de Hoge Raad in de Uber zaak over het wegen van ‘ondernemerschap’ van de taxichauffeurs zeer relevant, ook voor de politieke discussie.

DT advocaten is ervan overtuigd dat met deze concepttekst de gewenste duidelijkheid vooraf wederom niet wordt behaald. Immers geeft het conceptwetsvoorstel geen nieuwe handvatten om de W en Z factor te wegen. Zolang er geen fundamentele wijzigingen volgen, zal die duidelijkheid vooraf ook niet makkelijk gegeven kunnen worden. Maar de vraag is ook of dat nodig is. In onze optiek biedt het Deliveroo arrest voldoende handvatten voor de rechter om maatwerk te verlenen in geval er tussen partijen onduidelijkheid ontstaat gedurende de samenwerking. En in de praktijk hebben partijen echt behoefte aan maatwerk.

To be continued dus.

WZOP toest wetsvoorstel VBAR juli 2024

Dit schematisch overzicht is gemaakt door DT Advocaten

Vorige
Vorige

Raad van State kritisch over wetsvoorstel VBAR

Volgende
Volgende

Eerste conceptwetsvoorstel beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden